De vluchteling

In de beeldentuin van Museum Kranenburgh in Bergen (NH) zijn enkele beelden te zien van Pauline Eecen (Amsterdam, 1925). In de tuin voor de ingang, in de publieke ruimte, staat het beeld ‘De vluchteling’.

Pauline Eecen was leerling aan de Rijksacademie in Amsterdam en aan de Bath Academy of Art in Engeland. Ze verhuisde in 1952 naar Parijs waar ze les kreeg in de studio van Ossip Zadkine. In haar werk is de invloed van Zadkine uiteraard te zien. Na de Tweede Wereldoorlog sloeg de beeldhouwkunst nieuwe wegen in en dat is aan Pauline Eecen niet voorbijgegaan. Haar werk was te zien bij de Sonsbeek-expositie in 1952.

In 1956 trouwde Eecen met de Griekse kunstschilder Constantin Georges Macris; hun huwelijk werd gesloten in Bergen waar ze in 1959-1960 ook werkten. Daarna vestigden ze zich in Chevreuse (Fr.). Over de tijd daarna zijn de berichten zeer spaarzaam.

Haar vluchteling beweegt onzeker; de ontreddering om de rampspoed die haar dwong te vluchten is haar aan te zien. Met haar rechterhand grijpt ze naar haar hoofd. Ze kan niet bevatten wat ze heeft moeten achterlaten of wat haar te wachten staat. Haar linkerarm hangt krachteloos langs haar lichaam. Zelf heeft ze niets bij zich, behalve haar kleren, en niemand grijpt naar haar hand om steun. Niet in staat om houvast te vinden of houvast te bieden.

Het beeld is in 1951 gemaakt in een tijd waarin hele volksgroepen berooid en zonder illusies op drift waren en zich als vluchteling een weg moesten zoeken. Het is nu niet veel anders. Toen en nu dient dit beeld om te voorkomen dat vluchtelingen niet meer worden gezien. Ook al hebben ze niets, ze hebben een getuige die hen heeft gezien.

Tekst door Koos Sluiter, met toestemming geplaatst.

Beste  lezer,

De gang van zaken in politiek Den Haag in de afgelopen week ten aanzien van asielzoekers en vluchtelingen was een beschamende vertoning. Vluchtelingen en asielzoekers werden gedegradeerd tot pionnen op het schaakbord van politici die enkel denken in termen van electorale winst of verlies van kiezersgunst. De minachting en geringschatting voor mensen in nood ging naar een dieptepunt. Die onverschilligheid jegens het lot van kwetsbare of zelfs opzettelijk kwetsbaar gemaakte mensen beperkt zich niet tot politici en hun aanhang in ons land; er is wereldwijd een uiterst bedenkelijke ontwikkeling gaande.

In de viering die ik zondag 27 oktober 2024 bezocht, werd ik uitgenodigd deze woorden van de geloofsbelijdenis mee te spreken:

Ik geloof dat God bij iedere mens is,

Vooral bij de mens die zwak is en kwetsbaar,

Bij de mens die lijdt en achtergesteld wordt…’

Ik schrik als ik bedenk waar je zou uitkomen als je deze belijdenis omkeert. De omkering van deze belijdenis zou dan betekenen dat, wanneer de vluchteling hier niets te zoeken heeft of hooguit voor beperkte tijd, God hier ook niets te zoeken heeft, of hooguit maar voor even.

Houd als het kan goede moed en laat de hoop niet varen!
Koos Sluiter

 

Reacties zijn gesloten.